Organisaties die ‘voelen’ denken in kansen
Organisaties en werknemers die verliefd worden. Die met elkaar flirten, elkaar ontdekken, zich verwonderen en van elkaar leren. Ik sprak erover met Rens Groeneveld, de Nederlandse man achter Ben & Jerry’s. Over de ruimte voor ondernemen met liefde, voor vlinders en gevoel. Vandaag lees ik in NRC Weekend een artikel over sectorblindheid. Over branches die denken in ‘zo werkt dat hier niet’, zoals we ook aan de waarde van nieuwe medewerkers voorbij gaan door ze het liefst vanaf dag één in een scholingsprogramma de duwen. Het ‘zo doen we dat hier niet’ daarbij veelgehoord om vooral iedere vorm van nieuw inzicht en verwondering de kop in te drukken. Om vooral comfortabel te kunnen blijven ondernemen zoals ‘we’ dat al decennia te doen.
‘Zo doen wij dat niet’
Het artikel in NRC van Sjoerd Hauptmeijer maakt duidelijk dat met argumenten als ‘zo werkt dat niet in mijn sector’ nieuwe ontwikkelingen worden weggewuifd. Uit onderzoek voor het boek Ondernemen in 2020 blijkt dat veel ondernemers in de ontkenningsfase blijven zitten. En dat biedt ruimte aan voor ondernemers buiten de branche om bestaande businessmodellen op de kop te zetten. Zoals Uber in de taxibranche en Tango in de benzinepompwereld.
Ontwikkeling en groei door anders denken
Branche- of sectorblindheid ervaar ik ook in mijn eigen werk en branche. Ik ben er echter van overtuigd dat wanneer we ophouden te zeggen hoe we het niet doen en mensen vragen hoe we het ook zouden kunnen doen, er meer ruimte ontstaat voor ontwikkeling en groei. Wellicht is daarmee dan nog niet meteen het succesvolle Uber geboren, maar het voorkomt wel dat een sector mijlenver achterligt wanneer branchevreemde spelers met slimme businessmodellen opduiken.
Denken in ‘wat wel’ biedt ruimte aan innovatie
Deze gedachte is te plaatsen in de Company Love Matrix, de graadmeter voor passie in organisaties. Zoals overal zal ook in de taxibranche de mate van devotion, de persoonlijke drijfveer die zich laat omschrijven als bevlogenheid, per individu verschillen. Ik vermoed dat de collectieve energie, de betrokkenheid bij het ‘why’, geen collectief gedeeld goed is. Dat stilstaan bij de collectieve energie begint bij ruimte voor medewerkers binnen een organisatie en voor ondernemers binnen een branche. Natuurlijk is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar als we ophouden te zeggen hoe we het niet doen en denken in wat wel, ontstaat er ruimte voor innovatie. Laten we de oogkleppen afzetten en afscheid nemen van de starheid, ik weet zeker dat het ook van invloed is op de bevlogenheid, de sfeer en het werkplezier. Blijven voelen houdt organisaties jong. Het enige dat daar voor nodig is, is het hart openen voor liefde.